We gebruiken 6 taalniveaus in Nederland. B1 en B2 zijn de bekendste. Taalniveaus geven aan hoe goed iemand een taal begrijpt, schrijft en spreekt.
De taalniveaus A1, A2, B1, B2, C1 en C2 geven aan hoe makkelijk of moeilijk een tekst is om te lezen, schrijven en begrijpen. Of beter gezegd: het taalniveau beschrijft het niveau van iemand die een taal leest, spreekt, hoort of schrijft. Sommige mensen lezen complexe belastingteksten met gemak, terwijl anderen al ploeteren op een kort nieuwsbericht.
Een taalniveau geeft het niveau aan van degene die een taal leest, spreekt, hoort of schrijft.
Waarom bestaan taalniveaus?
Taalniveaus bestaan zodat we in elk Europees land het niveau van de taal kunnen vergelijken. Verhuis je naar Duitsland en leer je Duits via een taalschool? Dan kan die school aangeven dat jij de taal beheerst op A2-niveau. Hiermee snappen zowel jij als de school wat jouw niveau is. De niveaus A1, A2, B1, B2, C1 en C2 zijn dus in heel Europa hetzelfde.
Taalniveau A1 (heel eenvoudig)
Heb je taalniveau A1? Dan ben je een beginner. Je bezit de basiskennis van de taal. Dat betekent: je begrijpt eenvoudige woorden en zinnen die gaan over vertrouwde onderwerpen. Je kan jezelf bijvoorbeeld voorstellen of uitleggen waar je woont. Je gesprekspartner moet langzaam praten en bereid zijn dingen te herhalen of uit te leggen.
Voorbeeld A1-niveau
In dit medicijn zit een stofje. Dat stofje heet glycerol. Bent u allergisch voor glycerol? Of was u dit vroeger? Bel met uw huisarts.
Taalniveau A2 (eenvoudig)
Heb je taalniveau A2, dan heb je al wat meer kennis van de taal. Je begrijpt korte, eenvoudige zinnen die gaan over alledaagse zaken, zoals boodschappen, werk of familie. Je snapt gesproken én geschreven teksten. Ook kun je zelf een kort en simpel gesprek voeren.
Voorbeeld A2-niveau
In dit medicijn zit de stof glycerol. Bent u allergisch voor deze stof? Of was u dit vroeger? Laat dit weten aan uw huisarts.
Taalniveau B1 (versimpeld)
Taalniveau B1 betekent dat je teksten begrijpt die grotendeels bestaan uit woorden en zinnen die je geregeld hoort en waar je bekend mee bent. Zoals zaken die je vaak tegenkomt op je werk of school. Ook kan je je eigen mening geven en verantwoorden of een verhaal vertellen over bekende zaken en onderwerpen.
Leuke TIP – Ben jij maker van een B1-tekst en wil je weten of je woorden op B1-niveau gebruikt? De website Ishetb1.nl helpt je verder.
Voorbeeld B1-taalniveau
Dit medicijn bevat de stof glycerol. Bent u hier allergisch voor? Of was u dit vroeger? Neem dan contact op met uw arts.
Taalniveau B2 (normaal)
Heb je taalniveau B2? Dan kost het je geen moeite om spontaan deel te nemen aan een gesprek. Ben je bekend met het onderwerp? Dan kan je meedoen aan een discussie en je standpunten duidelijk maken. Je begrijpt de kern van moeilijke teksten en kan zelf ook gedetailleerde teksten schrijven en spreken.
Voorbeeld B2-taalniveau
In dit medicijn is de stof glycerol verwerkt. Bent u allergisch voor deze stof of heeft u in het verleden allergische reacties gehad na het innemen van deze stof? Raadpleeg dan uw arts.
Taalniveau C1 (moeilijk)
Spreek en schrijf je op taalniveau C1? Dan kun je lange en moeilijke teksten begrijpen. Zelfs als er onduidelijke verbindingen worden gelegd. Ook literaire teksten begrijp je. Je kan jezelf makkelijk uitdrukken en gedetailleerde omschrijvingen geven over lastige onderwerpen. De taal zet je flexibel in voor sociale en werkgerelateerde doeleinden.
Voorbeeld C1-taalniveau
De stof glycerol vormt een belangrijk onderdeel van dit medicijn. Bent u allergisch voor glycerol of zijn er in het verleden lichamelijke allergische reacties opgetreden na inname van deze stof? Raadpleeg in desbetreffende gevallen uw arts of medisch specialist.
Taalniveau C2 (heel moeilijk)
Beheers je taalniveau C2? Dan begrijp je elke tekst. Hoe moeilijke deze ook is geschreven. Bevat het vakjargon? Veel beeldspraak? Geen probleem. Je kan jezelf spontaan en nauwkeurig uitdrukken, zonder haperingen. Ook over lastige onderwerpen of in moeilijke situaties. Je kan zonder moeite elke tekst begrijpen, jezelf uitspreken, omschrijvingen geven over complexe zaken, of deelnemen aan een ingewikkeld gesprek.
Voorbeeld C2-taalniveau
Glycerol is één van de kenmerkende substanties van dit medicijn. De stof zorgt ervoor dat er bij specifieke individuen mogelijk allergische bijwerkingen kunnen optreden. Bent u allergisch voor glycerol, of zijn er bij u in het verleden somatische complicaties opgetreden bij het gebruik van deze stof, verband houdend met uw allergische aanleg? Consulteer de dienstdoend huisarts of medisch specialist.
Bron: https://www.provencontext.nl/